Cursusinformatie
De inschrijfdatum voor 2025 is 11 februari, 8:30 op de UBV-kamer (2.02 KBG)
Deze cursus richt zich op de herkenning en ecologie van onze Nederlandse zoogdieren, waarbij
er tevens gekeken wordt naar bedreigingen, huidige bescherming en effectieve maatregelen
voor conservatie. Daarbij wordt ook de rol van de ecoloog toegelicht en hoe een werkdag als
adviseur of veldwerker eruit kan zien. Bij deze cursus horen enkele leuke, verplichte excursies in
de natuur waarbij onderzoekstechnieken behandeld en beoefend worden, je sporenherkenning
getraind wordt en je de leefgebieden van de soorten leert identificeren.
Na deze cursus is je kennis met betrekking tot de zoogdieren in Nederland vergroot, heb je een
beter beeld bij de dagelijkse bezigheden van een ecoloog en (her)ken je verschillende
onderzoekstechnieken. Ook heb je al wat kennis opgedaan over onze huidige wet- en
regelgeving. Kennis van Nederlandse zoogdieren is essentieel voor een carrière in de ecologie in
Nederland.
Let op: deze cursus loopt tussen maart en oktober, en zal dus over twee studiejaren strekken.
Het veldweekend van deze cursus valt ook tegelijkertijd met het optionele veldweekend van de
cursus Planten, Ecosystemen en de Mens. Aanwezigheid is verplicht voor alle lessen en vaste
excursies (met uitzondering van calamiteiten/ziekte). Meld je dus alleen aan voor deze cursus als
je zeker weet dat je zowel voor als na de zomervakantie alle dagen bij kan wonen en ook bij het
veldweekend aanwezig zal zijn. Werk is geen geldige reden voor absentie. De kosten voor het
veldweekend zijn voor eigen rekening en bedraagt rond de €50,- (voor verblijf en ontbijt/lunch).
Het delen van een tent is noodzakelijk in verband met een beperkt aantal plekken op de
camping.
Absentie
Omdat het rooster zeer ruim van tevoren bekend is, wordt absentie zwaar beoordeeld. Absentie in
verband met werk is niet acceptabel. Overmacht (ziekte en calamiteiten) wordt altijd geaccepteerd.
Bij twee absenties krijgt de student een schriftelijke opdracht te doen, die meetelt bij de bepaling
van het eindcijfer.
Overig
Op verzoek en in overleg kunnen meer excursies plaatsvinden, bijvoorbeeld naar specifieke
habitats voor minder algemene soorten, zoals de Zuidpier van IJmuiden met redelijke kans
op bruinvissen en zeehonden [en altijd interessante zeevogels], een extra vleermuisavond in
Amelisweerd na een theorieles, of een nachtelijk bezoek aan het
“winterverblijfplaatsindicerend zwermen” van honderden dwergvleermuizen bij het gebouw
De Inktpot bij het Centraal Station in Utrecht.
Leerdoelen
Kennis
– 1. De student herkent het uiterlijk van de behandelde Nederlandse zoogdieren en kan
onderscheid maken tussen gelijkende soorten (bijvoorbeeld wezel & hermelijn, aardmuis &
veldmuis, etc.).
– 2. De student herkent de behandelde sporen die deze Nederlandse zoogdieren achterlaten
(zoals braakballen, schedels, vraatsporen, pootafdrukken en ontlasting).
– 3. De student heeft kennis opgedaan over de ecologie van de behandelde soorten, zoals
leefwijze, habitat eisen, dieet, voortplanting en verspreiding.
– 4. De student heeft kennis opgedaan over de bedreigingen die de behandelde Nederlandse
zoogdieren ondervinden.
– 5. De student heeft kennis opgedaan over de huidige beschermingsstatus van de
behandelde Nederlandse zoogdieren en de maatregelen die genomen (moeten) worden
voor hun bescherming.
– 6. De student kan op basis van een foto, beschrijving van een locatie, of de locatie waar zij
staan een goede inschatting maken voor welke Nederlandse zoogdieren die locatie een
functie kan dienen, kan beschrijven welke functie, en kan dit onderbouwen.
– 7. De student kan de juiste onderzoekstechnieken benoemen die nodig zijn om onderzoek te
doen naar de behandelde Nederlandse zoogdiersoorten.
– 8. De student kan, op basis van de beschrijving van werkzaamheden die een bepaalde locatie
aantasten, beschrijven wat de impact is op de soorten waarvoor de locatie een functie kan
dienen.
– 9. De student kan, op basis van de impact op de soorten waarvoor de locatie een functie kan
dienen, geschikte maatregelen aanbevelen om de impact te voorkomen of te beperken.
– 10. De student kan de verschillende taken van een adviseur ecologie benoemen en
beschrijven.
– 11. De student kan beschrijven op welke manieren de behandelde soorten het landschap
aanpassen en wat hiervan de effecten kunnen zijn.
– 12. De student kan de interacties tussen mensen (in de stad/op het platteland) en de
behandelde diersoorten beschrijven (bijvoorbeeld plaag/ongediertebestrijding,
cultuurvolgers, vervolging, bijvoeren, jacht).
– 13. De student kan de criteria benoemen die bepalen of een soort wel of niet
geherintroduceerd mag worden op een bepaalde locatie en onderbouwen waarom deze
criteria van belang zijn.
Soft Skills
– 1. De student heeft geoefend met presenteren aan medestudenten
– 2. De student kan een locatie te analyseren op functionaliteit voor zoogdieren
– 3. De student heeft nagedacht over de functie ecoloog / adviseur ecologie en of dit bij hen
past.
Onderzoek
muizen
– 1. De student weet welke materialen nodig zijn voor het pluizen van braakballen, welke
informatie hieruit gehaald kan worden en hoe deze informatie gebruikt kan worden in
onderzoek.
– 2. De student kan een braakbal pluizen en de schedels correct identificeren.
– 3. De student kan een Heslinga of Longworth live-trap correct in elkaar zetten en op scherp
zetten.
– 4. De student weet hoe muizenonderzoek uitgevoerd kan worden en kan doormiddel van
Heslinga of Longworth live-traps ook zelf correct onderzoek uitvoeren naar muizen.
– 5. De student kan een muis veilig fixeren om kenmerken te kunnen bekijken die nodig zijn voor
het identificeren van de soort.
Cameraval onderzoek
– 1. De student weet welke materialen nodig zijn voor het uitvoeren van cameraval onderzoek.
– 2. De student weet welke Nederlandse zoogdieren onderzocht kunnen worden door cameraval
onderzoek en ook welke níet.
– 3. De student weet welke voor- en nadelen verschillende cameraval instellingen hebben.
– 4. De student kan een geschikte locatie kiezen voor het hangen van een cameraval en kan
onderbouwen waarom deze locatie geschikt is.
– 5. De student kan een cameraval instellen, plaatsen en uitlezen.
– 6. De student kan de zoogdieren herkennen en onderscheiden op de cameraval opnames.
– 7. De student kan op basis van de waarnemingen op de cameravallen benoemen welke functies
het gebied heeft voor de waargenomen soorten en kan dit onderbouwen.
vleermuisonderzoek
– 1. De student kan de verschillende periodes en tijden benoemen waarin onderzoek naar
vleermuizen wordt uitgevoerd en welke verblijfplaatsen per periode/tijdstip onderzocht worden.
– 2. De student kan de onderzoeksinspanning van een locatie voldoende inschatten.
– 3. De student weet welke materialen nodig zijn voor het uitvoeren van vleermuisonderzoek.
– 4. De student kan een vleermuisdetector gebruiken en kan in het veld, op basis van de
waargenomen geluiden, bepalen welke vleermuissoort ter plaatse aanwezig is.
– 5. De student kan aan de hand van het waargenomen geluid het gedrag beschrijven van de
waargenomen vleermuis (verplaatsen, foerageren, sociale roepjes, paargedrag)
– 6. De student kan een vleermuiskast overdag checken op bezetting door vleermuizen.
– 7. De student kan aan de hand van het sonogram (frequentie en vorm van de puls) bepalen van
welke vleermuissoort het is en welk gedrag het laat zien (verplaatsen, foerageren, sociaal roepje,
paargedrag)
zeezoogdieren
– 1. De student weet hoe walvis- en zeehondsoorten geïdentificeerd worden in het veld en hoe
individuele walvissen van elkaar onderscheiden kunnen worden.
Tentamen
Schriftelijk examen, met multiple-choice vragen èn open vragen. Er worden hierbij zowel
‘droge feitjes’ gevraagd als opdrachten gegeven waarin opgedane kennis toegepast dient te
worden in een nog niet eerder besproken scenario.
Eventueel een herexamen met dezelfde hoeveelheid multiple-choice vragen en dezelfde
hoeveelheid open vragen.
Bij 2 absenties met een geldige reden dient de student een vervangingsopdracht te maken
welke mee zal tellen met het eindcijfer.
Vaststelling cijfer: het eindcijfer wordt bepaald door:
1. Het tentamencijfer. Dit weegt voor 100% (Of 80% bij geval van absentie)
2. Cijfer van een eventuele extra opdracht i.v.m. absenties. Het cijfer van de extra opdracht
telt voor 20%
Tweemaal absentie zonder geldige reden zorgt voor het automatisch falen van de cursus,
het tentamen mag dan niet gemaakt worden en excursies mogen niet meer bijgewoond
worden vanaf het moment van de tweede keer absentie zonder geldige reden.

Zoogdieren
Coordinatoren/docenten: | Docent: Amber van der Linden |
ECTS: | 2,5 |
Periode: | Maart t/m Oktober |
Timeslot: | E |